Tijdens de bezetting van Nederland door nazi-Duitsland werd de bewegingsvrijheid van Joodse inwoners geleidelijk ingeperkt. Het begon met een verbod op het uitoefenen van diverse werkzaamheden, en eindigde met de gedwongen transporten naar concentratie- en vernietigingskampen in Oost-Europa. In dit artikel worden de ingevoerde maatregelen belicht, met een nadrukkelijke focus op (de gevolgen voor) de gemeente Hilversum
Meldplicht 'Joodschen bloede'
Begin 1941 werden alle mensen met een volle of gedeeltelijk Joodse achtergrond verplicht om zich te melden bij het bevolkingsregister in hun gemeente. Door middel van deze meldplicht kon de bezetter indexeren hoeveel Joden er in de Nederlandse gemeentes gevestigd waren, en ook om welke personen dit ging. Iedereen die zich had gemeld kreeg een 'Bewijs van aanmelding'. Het was de bedoeling dat dit bewijs in het persoonsbewijs werd bewaard. Tijdens controles diende het 'Bewijs van aanmelding' getoond te worden. Elk Hilversums 'Bewijs van aanmelding' van 1941 werd voorzien van een legeszegel van 1 gulden.
Uit een telling van 2 april 1941 blijkt dat in de gemeente Hilversum zich in totaal 2481 Joden hebben aangemeld. Hiervan zijn er 2193 als 'vol Joods' geregistreerd.
J-stempel op het persoonsbewijs
Vanaf 3 juli 1941 werden alle Joden verplicht om een J-stempel op de voor- en achterkant van hun persoonsbewijs te laten stempelen. Dit was verordend door SS-Obergrüppenführer en politiechef Hanns Albin Rauter. Zo werd het de Duitsers makkelijker gemaakt om Joden te identificeren tijdens (straat)controles.
Voor meer informatie met betrekking tot de het persoonsbewijs, volg de volgende link: Het persoonsbewijs.
'Bewijs van aanmelding van Joodse bloede' uit Hilversum. Collectie Hilversum in de Oorlog
Abraham Hamel
Abraham (Bram) Hamel is een kleinzoon van de oprichter van de N.V. Gooische Metaalhandel I. Hamel & Zonen aan de Groest 81. Bram is op zijn onderduikadres verraden en naar een strafbarak in Kamp Westerbork gestuurd. Vanuit dit kamp is hij naar het vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd, waar hij in 1943 is vermoord.
De naam van Abraham Hamel wordt samen met de naam van zijn nichtje Sannie Hamel op de gedenksteen van Het Nieuwe Lyceum genoemd. Dit monument is te vinden op de begraafplaats Gedenkt te Sterven. Sannie Hamel is op 15-jarige leeftijd vermoord in het vernietigingskamp Auschwitz.
Persoonsbewijs van Abraham Hamel met een J-stempel. Bruikleen familie Hamel
'Voor Joden verboden'
Na de Februaristaking van 1941 werden vijf burgemeesters benoemd tot regeringscommissaris. Eén van hen was de Hilversumse NSB-burgemeester Ernst von Bönninghausen. Von Bönninghausen bedacht op elke mogelijke manier om het zo lastig mogelijk te maken voor Joden in Hilversum.
Op 7 maart 1941, een half jaar voor de landelijke verordening, besloot hij dat Joden de toegang werd ontzegd tot cafés, restaurants, hotels, automatieken en bad- en zweminrichtingen. De bedrijven die hieronder vielen moesten zelf borden maken met 'Verboden voor Joden' of 'Joden geen toegang'.
'Beperkte bewegingsvrijheid voor Joden'
De Duitse autoriteiten besloten dat in allerlei Nederlandse plaatsen borden met de tekst 'Beperkte bewegingsvrijheid voor Joden' bij de gemeentelijke grenzen geplaatst moesten worden. Ook in Hilversum dienden deze borden te worden geplaatst.
Dit leidde tot frustratie bij Ernst von Bönninghausen, omdat hij op eigen houtje al eerder maatregelen had getroffen om de bewegingsvrijheid van Joden in zijn gemeente in te perken. Op 22 augustus 1941 schreef hij een brief aan de Procureur-Generaal te Amsterdam dat Hilversum zou moeten worden vrijgesteld van de verordening, omdat de gemeente zelf al strengere maatregelen had genomen. Volgens Von Bönninghausen zou het doorvoeren van deze verordening in Hilversum leiden tot meer in plaats van minder vrijheid voor Joden in de gemeente.
Volgens Von Bönninghausen was er de laatste jaren een 'abnormaal groote toevloed' van Joden die zich in Hilversum vestigden, waardoor er veel woningschaarste was en 'ariers hier geen woning meer vinden'. De verordening zou volgens hem een ramp zijn als deze in Hilversum zou worden ingevoerd.
Brief van Ernst von Bönninghausen aan de Procureur-Generaal te Amsterdam. Bron: SAGV160+A 261
Gemeenteblad III van de Gemeente Hilversum uit 1941. Bron: SAGV160+A 261
Landelijk verbod
Vanaf september 1941 werd Joden landelijk de toegang ontzegd tot onder meer hotels, cafés, restaurants en bioscopen. Bedrijven werden verplicht om kartonnen borden op te hangen met de tekst 'Voor Joden verboden'. Buiten, op plekken als parken, dierentuinen en zwembaden, stonden soortgelijke borden, maar dan gemaakt van hout.
Kartonnen bord 'Voor Joden verboden' uit het district van Amsterdam, getekend door de Procureur-Generaal Feitsma. Collectie Hilversum in de Oorlog
Gele Davidster
Op 29 april 1942 maakten de Duitse autoriteiten bekend dat alle Joden in Nederland een gele Davidster op hun kleding moesten dragen.
Deze sterren, die vooral bekend zijn als 'Jodensterren', moesten ter hoogte van de linkerborst op de kleding genaaid worden, zodat iedereen kon zien dat de drager ervan Joods was.
De Joodse Raad kreeg de opdracht om ervoor te zorgen dat de sterren zo snel mogelijk gedistribueerd werden. De sterren waren echter niet gratis: men was per ster verplicht 1 textielpunt in te leveren en 4 cent bij te betalen.
Wie weigerde de 'Jodenster' te dragen of hem niet duidelijk zichtbaar op de linkerborst droeg, werd opgepakt. Door de sterren waren Joden makkelijk te herkennen. De Duitse autoriteiten probeerden een wig te drijven tussen de Nederlandse bevolking en de Nederlanders met een Joodse achtergrond.
Gedragen Jodenster. Collectie Hilversum in de Oorlog
Geraadpleegde bronnen:
https://www.jck.nl/nl/longread/chronologie-van-de-jodenvervolging
https://archiefgooienvechtstreek.nl/
Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel, Een stad op drift. Hilversum tijdens de Duitse bezetting (Amsterdam: Boom, 2020), passim.
Reactie plaatsen
Reacties