Op 23 oktober 1944 vond er in Hilversum een grote razzia plaats. Alle mannen tussen de 17 en 50 jaar oud moesten zich per direct melden bij het Hilversumse Sportpark. Eenmaal aangekomen werden ze medisch gekeurd en vervolgens op transport gezet naar Amersfoort om dwangarbeid te verrichten voor de Duitse bezetter. In twee dagen tijd werden er in totaal rond de 4.000 Hilversumse mannen weggevoerd.

Lawaai in de ochtend

Op de ochtend van maandag 23 oktober 1944 werden de inwoners van Hilversum opgeschrikt door het geluid van een harde sirene en het geschreeuw van Duitse soldaten. Alle mannen tussen de 17 en 50 jaar oud kregen het bevel zich onmiddellijk te melden bij het Sportpark Hilversum voor dwangarbeid. Overal in de stad hingen posters met de tekst ''AMTLICHE BEKANNTMACHUNG! OFFICIEELE BEKENDMAKING!'' in rode letters. De Hilversummer Jan Klinkert, woonachtig op de Hyacintenlaan nummer 80, beschreef de gebeurtenissen in zijn dagboek:

''Om half 7 worden we gewekt door een tot drie maal herhaald geloei van een luchtalarm sirene. Al gouw veel mensen op straat. Aan honderden winkels hangen grote papieren aangeplakt. ‘Alle mannen van Hilversum van 17 tot 50 jaar om 9 uur melden in het Sportpark met medeneming van eetgerei, wollen dekens, warme kleding en schop of spade'. Alom grote consignatie.''

Aankomst op het Sportpark

Duizenden Hilversumse mannen stonden op het veld van het Sportpark Hilversum te wachten op de keuring. Iedereen, ongeacht of ze een ausweis hadden, hoopte dat ze niet hoefden te vertrekken. Ze moesten bewijzen dat hun werk in Hilversum onmisbaar was, of dat ze om medische redenen ongeschikt waren voor de dwangarbeid. Alle mannen die een uitzonderingspositie hadden kregen een strookje met ''Bescheinigung'' erop. Jan Klinkert kreeg vrijstelling omdat hij als kind polio heeft gehad.

Uit het dagboek van Jan Klinkert:

''Het Sportpark is zwart van de duizenden. Na vele wederwaardigheden sta ik eindelijk met ongeveer +/- 500 anderen in de rij voor een dokter. Ben om +/- 1 uur aan de beurt. Liep met een stok maar kreupelde hevig enz. Alles met pijn enz. Krijg eindelijk een papier in mijn hand gedrukt met een stempel en handtekening maar weet nog niet wat het betekent. Ik schaar me bij de duizend of meer die aan de andere kant van de tribune staan. We hopen het bewijs te hebben zijn afgekeurd maar weten het niet.''

De heer Milet de St. Aubin ondergedoken in het keukenkastje in zijn keuken te Hilversum. Foto Hofma. Collectie Hilversum in de Oorlog

Digitale reconstructie bekendmaking affiche oktoberrazzia van 23 oktober 1944 te Hilversum. Collectie Hilversum in de Oorlog

De 'Bescheinigung' van Albert Bouma, de Hoofdbrandmeester en technisch ambtenaar Publieke Werken in Hilversum. Door zijn beroep had hij een vrijstelling. Collectie Hilversum in de Oorlog.

Onderduiken tijdens de razzia

Sommige mannen kozen ervoor onder te duiken. Eén van hen was Carel Everhardus Milet de St. Aubin. In zijn eigen woning had hij achter het linkerdeurtje van een keukenkastje een schuilplaats ingericht. Wanneer alleen het rechterdeurtje werd geopend, was niet te zien dat Milet de St. Aubin zich verborgen hield achter het linkerdeurtje. Waarschijnlijk hield Milet de St. Aubin zich hier op 23 oktober 1945 verborger. Hij is nooit gevonden door de bezetter.

Andere onderduikers zijn die dag wel door de bezetter gevonden. Ze werden opgepakt en naar het Sportpark gebracht door Duitse militairen. Hierover schrijft Jan Klinkert in zijn dagboek het volgende:

''Vele duiken onder. Ik had het plan ook, maar dan komt nog geweld met vervolg over drie die al doodgeschoten zijn, over handgranaten die in de huizen worden gegooid enzovoort.''

''Onophoudelijk komen Duitsers het terrein op met mannen die ze opgepakt hebben uit de huizen. Hilariteit verwekt een man die zich voorkomen als vrouw had verkleed, op een damesfiets met boodschappentas reed, maar toch tegen de lamp liep.''

''Inmiddels word huis voor huis en het dorp doorzocht. Ook krijgt iemand die al twaalf uren aan een in touw is, totaal uitgeput tegen de gangdeur blijft hangen en het volgens zijn woorden niet kan schelen of er honderd mannen in huis zijn omdat hij al dood op is. Hoeft verder het huis niet te zien. Bij Hengeveld echter komen ze het huis van top tot teen doorsnuffelen. Willen daar nog een knijpkat inpikken, die mevrouw Hengeveld meer veel soebat weet te houden.''

Brief van Paul Hogendoorn aan zijn vrouw Hermina Hogendoorn, geschreven in Kamp Amersfoort op 24 oktober 1944. Collectie Hilversum in de Oorlog.

Kamp Amersfoort

Uiteindelijk werden de mannen in drie groepen ingedeeld: degenen die mochten blijven, mannen met een fiets, en mannen zonder fiets. Meer dan 800 mannen vertrokken per fiets naar Amersfoort, waar ze de volgende dag naar een Nederlands werkkamp werden gestuurd om te werken. De groep zonder fiets moest te voet vanuit het Sportpark naar kamp Amersfoort lopen.

Aankomst

Bij aankomst in kamp Amersfoort werden alle mannen ondergebracht in barakken. Paul Hogendoorn, woonachtig aan de Voltastraat 4 in Hilversum en steenzager van beroep, stuurde zijn vrouw Hermina het volgende bericht:

"24 oktober 1944
Beste vrouw,

Wij zijn aangekomen in Amersfoort en hebben ‘s avonds nog warm eeten gehad. ik slaap naast henk de gooier. Jo Groenhoef is ook van de partij de baazen zitten ook in de ploeg, de buurman en arie veerman met [...] zijn ook bij ons. beb cotelet is er ook en heel de fabriek.

Je man en ook aan de jongens."

In en rondom Amersfoort

De dwangarbeiders die uiteindelijk naar Duitsland getransporteerd zouden worden, werden eerst een week lang voor Organisation Todt (OT) tewerkgesteld in en rondom Amersfoort. In de avond van 24 oktober werden ze ondergebracht in de Maria Stichting (waarschijnlijk het Maria Internaat) en de Cavaleriekazerne. Op 25 oktober moesten de mannen hun persoonsbewijs inleveren, zodat het moeilijker werd te vluchten. 

Voordat ze naar Duitsland werden getransporteerd, vond er een medische keuring plaats in de Cavalariekazerne. Eén van de dienstdoende verplegers die verantwoordelijk was voor keuringen, was Anton van Boeschoten uit Hilversum. Het is niet duidelijk of Van Boeschoten óók tijdens de Oktoberrazzia is opgepakt, of dat hij al eerder die maand in Kamp Amersfoort gevangen was gezet. Van Boeschoten heeft een aantal mannen alsnog afgekeurd. Hiermee heeft hij ervoor gezorgd dat zij niet naar Duitsland zijn gedeporteerd. In het volgende artikel is meer te lezen over Van Boeschoten: Verzetsman Anton (Aart) van Boeschoten.

Dwangarbeid in Duitsland

De dwangarbeiders die te voet in kamp Amersfoort waren aangekomen, werden uiteindelijk naar verschillende werkkampen bij Osnabrück in Duitsland gestuurd. Johannes van Rensen (geboren 1895), een van de dwangarbeiders, tekende de route die de mannen aflegden op de onderstaande kaart.

Tijdelijk exemplaar ter vervanging van een zoekgeraakt persoonsbewijs van Simon Abraham Butter, op dit exemplaar staat ''Door de moffen in Amersfoort afgenomen'', ook staat ''vermissing'' tussen aanhalingstekens op het document geschreven. Collectie Hilversum in de Oorlog.

Route van de Hilversumse dwangarbeiders naar Osnabrück, waar ze vervolgens verdeeld werden naar de subkampen, door Johannes van Rensen. Collectie Hilversum in de Oorlog.

Bramsche

Ruim 800 dwangarbeiders werden naar Bramsche gebracht, waar velen van hen zware lichamelijke arbeid moesten verrichten in de Piesberggroeve. Dit was een grote steengroeve waar de arbeiders onder andere kolen moesten delven. Ze werden ondergebracht in barakkenkampen waar de omstandigheden ronduit slecht waren. Afgezien van een latrine waren er geen toiletten, en het stro waarop de mannen sliepen werd niet ververst. Ook moesten de mannen werken aan de spoorlijnen, die regelmatig gebombardeerd werden. Dit was levensgevaarlijk werk, omdat er geen mogelijkheid was tijdens de bombardementen te schuilen. In Bramsche moesten de mannen zeven dagen in de week werken, soms wel dertien uur per dag. In de bronvermelding onder dit artikel staan enkele verwijzingen naar boeken en ooggetuigenverslagen over Bramsche.

De barak waar de Hilversums dwangarbeiders in Bramsche ondergebracht werden. Collectie Hilversum in de Oorlog.

Wessel Christiaan Brouwer (1898 - 1945) 

Wessel Christiaan Brouwer werd op 13 februari 1898 geboren in Hilversum. Op 22-jarige leeftijd trouwde de letterzetter met Elizabeth Wortel. Samen kregen ze vier kinderen: twee zoons en twee dochters.
Op 23 oktober 1944 werd Wessel Christiaan opgepakt. Zoons Hermanus Everardus en Petrus Everardus, respectievelijk 21 en 20 jaar oud, waren toen al ondergedoken. Wessel Christiaan moest, aldus zijn kleindochter, van Hilversum naar Amersfoort lopen. Vanuit Kamp Amersfoort heeft hij nog een kaartje gestuurd aan zijn vrouw Elizabeth, die op haar beurt eveneens van Hilversum naar Amersfoort liep om haar man een pannetje bonensoep te brengen.
Vanuit Amersfoort werd Wessel Christiaan naar het Duitse Kirchlengern overgebracht, waar hij hoogstwaarschijnlijk moest werken aan een spoorwegviaduct tussen Kirchlengern en Bielefeld. De levensomstandigheden waren zwaar. Wessel Christiaan Brouwer kwam op 27 januari 1945 om het leven als gevolg van de ontberingen.

Kirchlengern

Een kleine groep van ongeveer 80 Hilversumse dwangarbeiders werden naar Kirchlengern gestuurd om aldaar te werken aan de spoorlijnen tussen Osnabrück en Bielefeld. Ook hier vonden regelmatig luchtaanvallen plaats van de geallieerden. De mannen werden ondergebracht in een school in Kirchlengern die dienst deed als kamp. In de periode januari 1945 tot maart 1945 kwamen 23 dwangarbeiders als gevolg van de erbarmelijke omstandigheden om het leven. Eén van de slachtoffers was Paul Hogendoorn. Hij overleed op 11 februari 1945. Drie weken eerder, op 17 januari 1945, schreef hij het volgende aan zijn vrouw Hermina:

"17 Januarie
Beste vrouw en kinderen

Hier lig ik nu in een school. Met 35 man in een klas dan weet je het wel. Zeg mien als je een pakje kunt sturen met den een of anders doe je best want wij zitten hier zonder tabak en als je kunt ook nog wat anders goed 1 broek voor het werk zeg vrouw schrijf als je kunt en schrijf dan ook hoe het adres van aat dan kan ik hem ook is schrijfen. Nu vrouw maar weer tot ziens en verder de groeten van je man en aan de andere en tot blijden thuis komst nou dag hoor en ook aan de jongens

Groeten je man

Paul."

Bidprent van Wessel Brouwer, overleden te Kirchlegern op 27 januari 1945. Collectie Hilversum in de Oorlog.

Anekdote van een teruggekomen Hilversumse dwangarbeider

Op de achterkant van een document met betrekking tot de Distributiedienst Hilversum is dit stuk genaamd ''Hoe het was....'' gestencild. Het gaat over een Hilversumse dwangarbeider die net is teruggekomen via de repatriëringsdienst in Nederland. Onderstaand is het origineel te zien, en rechts een transcriptie van de tekst.

''Hoe het was...''. Collectie Hilversum in de Oorlog.

Eén dezer dagen spraken we een uit Duitschland gerepatrieerde, die ons een heel verhaal deed over zijn ervaringen. We geven hier een gedeelte daarvan weer:

"Ja, mijnheer, als ik U haarfijn moest vertellen, wat ik sinds 23 October 1944 heb meegemaakt, dan stonden we hier over een week nog te praten. Maar als U mij niet telkens in de rede valt, zal ik probeeren, Het heel kort de doen. Op dien fatalen datum was mijn vrouw er 's morgens om 5 uur per fiets op uitgegaan om te probeeren in Nijkerk iets eetbaars te koopen. We hadden geen kruimel brood, geen aardappel, kortom niets meer in huis. Ik zelf was ook al vroeg uit de veeren, maar kroop later weer onder de wol, omdat ik mij grieperig en koortsig voelde.
Een kwartier later stond een mof, met een machinepistool op mij gericht, in mijn slaapkamer. Ik moest mee. Deken en papieren meenemen. Door de „Hollandsche S.S." naar het Sportpark opgebracht, in een langzaam aan- groeiend groepje. Formaliteiten op het Sportparkterrein. In colonne marcheeren naar het Concentratiekamp Amersfoort. Twee dagen geen eten of drinken. Er was wel soep, maar niet voor allen. Ik had geen andere bagage dan een deken en daar kun je geen soep in gaan halen. Toen naar de Mariastichting loopen. Persoonsbewijzen werden ons afgenomen, allerlei schoone voorspiegelingen werden ons door zoo'n hakenkruiser gedaan, zelfs zoo. dat velen applaudisseerden, toen hij uitgesproken was. De bewijzen van medeleven, die wij ondervonden van de zijde der Amersfoortsche burgerij. waren overweldigend. Hun goede gaven heschen wij aan touwen omhoog en dat ging uren achtereen door. De moffen hebben ons laten „spitten“, dan weer hierheen, dan weer daarheen verplaatst, tenslotte naar de Cavallerie-kazerne en vandaar werden we 's nachts vervoerd naar Zwolle, zooals ons werd wijsgemaakt. We hebben 36 uur zonder eten en drinken, zonder gelegenheid om je behoefte te doen, in de streng bewaakte trein gezeten. We kwamen terecht in Bramsche bij Osnabruck, werdenin een barakkenkamp gestopt en aan de Organisation Todt overgeleverd. Spoorwegen aanleggen in de omgeving van Osnabruck. Zwaar werk, mijnheer. Grondwerk, rails, zand, cement, basalt, rails, biels enzoovoort, laden en lossen, sjouwen en ploeteren in weer en wind, met je kapotte schoenen in water, modder en moerassige weilanden werken bij alle weersgesteldheden, soms 13 uur per dag ('s Zondags ook), uitgevloekt, opgejaagd, afgeranseld en geschopt door een stel bruingeuniformde sadisten. Wat mijn eigenlijke beroep is? Zevenentwintig jaar in het verzekeringsbedrijf werkzaam, mijnheer. Naderhand werden we naar een ander kamp in Haste overgebracht. Wij hebben ook honger geleden, mijnheer. Velen zijn er gestorven door allerlei ziekten, ongevallen, bombardementen, beschietingen. De hygienische toestanden in het kamp waren ten hemel schreiend. Maar tenslotte zijn we op 3 April bevrijd; in Rheine hebben de Tommies ons met dichloro-diphenyltrichloroetane (mooi woord, niet ?) ontluisd en via Bocholt en Kevelaar naar Eindhoven gebracht, waar ik 3 weken lang met oedema in het noodziekenhuis heb gelegen. Onderhand hebben andere gerepatrieerden mijn koffer met kleeren leeggestolen. Ik heb geen stukje ondergoed meer. Wat ik aan heb, heb ik gekregen of geleend. Zoover was de gerepatrieerde stadgenoot gekomen, staande temidden van de menschenmassa op het Stationsplein, die éen van de eerste transporten van de terugkeerende razzia-slachtoffers zag binnenkomen, toen een heer hem toevoegde "Daar bij de luchtbrug staat Uw vrouw“. Hij had nog de tegen- woordigheid van geest om te zeggen: „Hier is mijn adres, als U nog meer wilt weten". Een paar seconden later was hij door de menigte gedrongen en omhelsde zijn echtgenoote. De menigte voor het station was lucht voor hem.



Bronvermelding

Websites:

https://www.kirchlengern.de/media/custom/1471_920_1.PDF?1257239408
https://oorlogsgravenstichting.nl/personen/21878/wessel-christiaan-brouwer
Literatuur:
Abrahamse, Karin, Aufstehen! Kaffee holen! Hilversumse dwangarbeiders in Bramsche (Hilversum 1998)
Kiewik-Peters, Els, De toekomst heeft een lang verleden. Biografie van twee Hilversumse dwangarbeiders 1944/45 in Nazi-Duitsland (Hilversum 2011)
De la Rive Box, Hans, De Hel van Bramsche (Bussum 1945)

Ham, Bertie, Arbeider in Moffenland (Laren 1945)

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.